Veld: | Bijzonderheden | Opmerkingen | ||||||||||||||||||||||||
Uitgaande berichten | De instellingen voor de uitgaande berichten zijn gesplitst in algemene instellingen voor de job die voor het versturen van HL7 berichten wordt gebruikt, de instellingen voor de specifieke berichten en de status van de job voor uitgaande berichten. | |||||||||||||||||||||||||
HL7 inschakelen | Indien aangevinkt dan is de HL7 job ingeschakeld voor uitgaande berichten. Wanneer het vinkje uitgezet wordt zal de job ook uitgeschakeld worden. Wanneer bijvoorbeeld de Cloverleaf server niet reageert en de job voor het versturen van HL7 berichten is broken geraakt dan kan het helpen om het vinkje uit en weer aan te zetten. De job zal dan opnieuw gestart worden en er zal dan opnieuw verbinding worden gezocht met Cloverleaf of de FTP server. | . | ||||||||||||||||||||||||
Job interval | De tijd die tussen de verschillende jobs zit in minuten. Wanneer de waarde bijvoorbeeld op 1 ingesteld is zal de job om de minuut kijken of er berichten klaarstaan en deze vervolgens versturen. | |||||||||||||||||||||||||
HL7 processing ID | Door hier productie, training of debug aan te vinken kan bepaald worden wat de waarde moet zijn in het MSH-11 veld. Deze waarde gaat vervolgens mee in de berichten die verstuurd worden vanuit USER® naar de externe applicatie. | Verplicht | ||||||||||||||||||||||||
Verbinding | Geeft aan welk protocol
gebruikt moet worden voor het uitwisselen van gegevens. De opties zijn FTP of
TCP/IP.
| Verplicht | ||||||||||||||||||||||||
Karakterset | de gebruikte karakterset
voor het versturen van de berichten. USER® biedt hiervoor de volgende
mogelijkheden: | Meerkeuze | ||||||||||||||||||||||||
ADT berichten inschakelen | Door voor het bericht het
veld aan te vinken wordt het versturen van dit bericht geactiveerd. Wanneer
bijvoorbeeld een nieuwe cliënt wordt aangemaakt zal een A04 bericht worden
verstuurd met de gegevens van de zojuist aangemaakte cliënt. - Verblijfsadressen
meezenden: wanneer deze optie is aangevinkt worden in het PID-11. Patient
Address veld ook alle verblijfsadressen van de betreffende cliënt
meegestuurd. - Voorletters splitsen bij naamtype Legal: geeft aan of in het PID-5 veld alle voorletters in het veld ‘Given Name’ moeten worden geplaatst of dat hier alleen de eerste voorletter komt en de overige voorletters in het veld ‘Second and further given names or initials thereof’. - Conform HL7 standaarden: indien dit veld is aangevinkt wordt het mobiele nummer van de cliënt meegestuurd in het ‘PID-13 Phone Number Home’ veld in plaats van het ‘PID-14 Phone Number Business’ veld. | Aanvinkvelden | ||||||||||||||||||||||||
PMU berichten inschakelen | Door voor het bericht het veld aan te vinken wordt het versturen van dit bericht geactiveerd. Wanneer vervolgens bijvoorbeeld een nieuwe medewerker wordt aangemaakt zal een B01 bericht worden verstuurd met de gegevens van de zojuist aangemaakte medewerker. | Aanvinkvelden | ||||||||||||||||||||||||
SIU berichten inschakelen | Door voor het bericht het veld aan te vinken wordt het versturen van dit bericht geactiveerd. Wanneer vervolgens bijvoorbeeld een agenda-afspraak wordt aangemaakt zal een SIU S12 bericht worden verstuurd met de informatie van de zojuist aangemaakte afspraak. | Aanvinkvelden | ||||||||||||||||||||||||
Status job uitgaande berichten | Het kan voorkomen dat de job die gebruikt wordt om de HL7 berichten te versturen naar de ontvangende applicatie ‘broken’ raakt omdat er bijvoorbeeld geen verbinding gemaakt kan worden met de doelcomputer. In dit onderdeel wordt de status van de job weergegeven en kan de job handmatig opnieuw gestart worden nadat het probleem opgespoord en verholpen is. Er hoeft dan geen contact meer gezocht te worden met Avinty om de job opnieuw te starten. | |||||||||||||||||||||||||
Laatst gedraaide job | Geeft aan wat de status is van de laatst gedraaide job. Is deze bijvoorbeeld gestart en loopt de verwerking nog, is de job voltooid zonder fouten of voltooid met fouten. | Informatieveld | ||||||||||||||||||||||||
Starttijd | Geeft aan wanneer de laatste job gestart is met het verwerken van uitgaande berichten | Informatieveld | ||||||||||||||||||||||||
Eindtijd | Geeft aan wanneer de laatste job klaar is met het verwerken van uitgaande berichten | Informatieveld | ||||||||||||||||||||||||
Melding | In dit veld wordt eventueel een melding gegeven waarom de job precies fout is gelopen. Een melding die bijvoorbeeld getoond kan worden is: “Het is binnen het aantal ingestelde connectie-pogingen (5) niet gelukt om verbinding te maken met de doelcomputer (124.567.891.123:3345)”. | Informatieveld | ||||||||||||||||||||||||
Aantal gefaald | Het aantal keer waarop het versturen van de HL7 berichten fout is gelopen. Stel dat de job interval is ingesteld op 2 minuten en er staat dat het versturen al 15 keer niet is gelukt, dan is dus al 30 minuten geen HL7 bericht meer verstuurd. Wanneer berichten weer succesvol zijn verstuurd wordt deze waarde weer op 0 gezet. | Informatieveld | ||||||||||||||||||||||||
Mail verstuurd | Hier wordt aangegeven wanneer de mail aan de applicatiebeheerder is verstuurd. Wanneer HL7 berichten weer succesvol zijn verstuurd wordt dit veld leeggemaakt. | Informatieveld | ||||||||||||||||||||||||
Opmerking | Eventueel aanvullende opmerkingen over de job, bijvoorbeeld dat de job is uitgeschakeld en daarom op dit moment geen berichten verzend. | Informatieveld | ||||||||||||||||||||||||
Herstart job | Middels deze knop kan de informatie ververst worden, zodat de status van de laatste job wordt weergegeven. Deze informatie wordt niet automatisch ververst. | Knop | ||||||||||||||||||||||||
Inkomende berichten | ||||||||||||||||||||||||||
Conversie karakterset | Indien deze instelling is aangevinkt zullen de inkomende berichten geconverteerd worden naar de karakterset die is opgegeven in het 'MSH-18 Character Set' veld. Is deze instelling niet aangevinkt dan zullen de berichten één op één worden overgenomen in USER® zoals deze door de applicatie zijn ontvangen. | |||||||||||||||||||||||||
FTP map | In dit veld kan door de applicatiebeheerder de FTP directory worden opgegeven waar berichten door een externe applicatie worden neergezet. Wanneer van deze optie gebruik gemaakt wordt dient ook een job interval ingesteld te worden. Wanneer niet voor de optie FTP directory gekozen wordt dient de externe applicatie de berichten aan te bieden aan de USER database. Hierbij kan gebruik gemaakt worden van de stored procedure pack_cloverleaf.put_HL7_message. Deze procedure is zo gebouwd dat deze geoptimaliseerd is voor het samenwerken met de servicebus Cloverleaf die door veel USER® klanten wordt gebruikt. De stored procedure pack_hl7_transport_in.deliver_HL7_message_online dient aangeroepen te worden wanneer geen gebruik wordt gemaakt van Cloverleaf. Deze procedures plaatsen de berichten in de database en vervolgens zal de lopende job de berichten verwerken. Het aanbieden van de berichten aan de stored procedure heeft de voorkeur van Avinty en wordt door bijna alle klanten gebruikt. | |||||||||||||||||||||||||
Job interval | In de job interval kan
ingesteld worden wanneer berichten uit de tabel hl7_antwoord verwerkt moeten
worden. De berichten zijn in deze tabel terechtgekomen doordat deze
bijvoorbeeld door de servicebus zijn aangeboden. Door middel van instellingen
kan worden aangegeven wanneer de job gestart moet worden en of deze eventueel
om een bepaalde tijd herhaald moet worden. De job pakt eerst alle berichten
op die foutief verwerkt zijn en kijkt of deze alsnog te verwerken zijn.
Daarna worden de nieuw aangeboden berichten verwerkt.
| Knop | ||||||||||||||||||||||||
HL7 verwerken | Indien HL7 berichten in USER verwerkt moeten worden dient het veld ‘HL7 Verwerken’ aangezet te worden. Wanneer deze instelling uit staat wordt er geen enkel bericht verwerkt ook al staat bij individuele berichttypes wel aangevinkt dat deze verwerkt moeten worden. Wanneer deze instelling uit staat komen de berichten nog wel steeds binnen en worden deze in de tabel hl7_antwoord geplaatst. De verwerking vindt echter niet plaats. | |||||||||||||||||||||||||
Berichttypes | Wanneer voor het berichttype het vinkje aanstaat betekent dit dat berichten die binnengekomen zijn van dat berichttype ook verwerkt worden in USER. Staat dit vinkje niet aan dan wordt het bericht wel ingelezen in de tabel, maar wordt deze uiteindelijk niet verwerkt in USER. Komt bijvoorbeeld een ADT A04 bericht binnen met informatie voor het inschrijven van een nieuwe cliënt en het vinkje voor ADT verwerken staat niet aan, dan wordt het bericht dus niet verwerkt en zal geen nieuwe cliënt worden ingeschreven in USER. Staat het vinkje aan dat wordt het bericht wel verwerkt en wordt een cliënt aangemaakt in USER of een foutmelding retour gestuurd. | Aanvinkvelden | ||||||||||||||||||||||||
Toon HL7 instellingen per applicatie | Per koppelende applicatie kunnen vervolgens instellingen worden opgegeven voor berichten die binnenkomen. De instellingen met betrekking tot ‘BSN geverifeerd’ en ‘Conform HL7 standaarden’ zijn in te stellen voor alle ingaande berichten. De overige instellingen dienen alleen ingericht te worden wanneer de applicatie ook gebruik maakt van een ADT A23 bericht. Het betreffen de volgende instellingen: | |||||||||||||||||||||||||
Algemene instellingen per applicatie (Listview)
| Door middel van het plusje
kunnen HL7 instellingen per applicatie worden toegevoegd:
| Listviewvelden: - Applicatie Knoppen:
| ||||||||||||||||||||||||
Ondersteunde berichten per applicatie (Listview) | In dit deel van het scherm
kan per applicatie of voor alle applicaties aangegeven worden welke berichten
er verwerkt moeten worden.
| Listviewvelden: - Applicatie Knoppen: | ||||||||||||||||||||||||
Cliëntidentificatie (Listview) | Indien een bericht wordt ingelezen en het betreffen cliëntgegevens dan dient de cliënt geïdentificeerd (opgezocht) te worden in USER®. Dit gebeurt aan de hand van de identifiers die zijn meegegeven in het PID-3 segment. Bij een binnenkomend bericht wordt de cliënt eerst opgezocht aan de hand van de identifier die het eerste volgnummer heeft gekregen. Is deze gevonden dan is de cliënt geïdentificeerd. Kan deze niet gevonden worden dan wordt gekeken naar de tweede identifier en zo verder. Indien geen enkele van de identifiers gevonden kan worden volgt een retourbericht met daarin een foutmelding. In de instellingen kan
gekozen worden uit de volgende identifiers:
| Listviewvelden: Knoppen: | ||||||||||||||||||||||||
Zorgtrajecttype per behandelprogramma (Listview) | In USER is het mogelijk om een behandelprogramma te koppelen aan meerdere type trajecten. Het behandelprogramma intake & screening kan bijvoorbeeld gekoppeld zijn aan een DBC of WMO traject. Het is mogelijk om per applicatie aan te geven welk trajecttype er aangemaakt moet worden voor de betreffende cliënt indien via een ADT A01 of A14 bericht een nieuwe behandeling wordt aangemaakt en/of gestart. Zo wordt in het voorbeeld hieronder een WMO traject aangemaakt wanneer de applicatie Zorgdomein een behandeling aanmaakt van het behandelprogramma ‘Intake en screening’. | Listviewvelden: Knoppen: | ||||||||||||||||||||||||
Scherm verversen |
Rollen: | Omschrijving: |
SYSOP |
|