HL7 instellingen

HL7 instellingen

HL7 instellingen

Het scherm is te benaderen via de tegel Functioneel Beheer - Beheer - Externe koppelingen - HL7 instellingen.
Voor meer informatie over de exacte inhoud van de HL7 berichten verwijzen we u naar het document beschikbaar op de support website; genaamd ' Achtergronddocumentatie Health Level 7 (HL7)'.

HL7 instellingen

Veld:

Bijzonderheden

Opmerkingen

Uitgaande berichten

De instellingen voor de uitgaande berichten zijn gesplitst in algemene instellingen voor de job die voor het versturen van HL7 berichten wordt gebruikt, de instellingen voor de specifieke berichten en de status van de job voor uitgaande berichten.

HL7 inschakelen

Indien aangevinkt dan is de HL7 job ingeschakeld voor uitgaande berichten. Wanneer het vinkje uitgezet wordt zal de job ook uitgeschakeld worden. Wanneer bijvoorbeeld de Cloverleaf server niet reageert en de job voor het versturen van HL7 berichten is broken geraakt dan kan het helpen om het vinkje uit en weer aan te zetten. De job zal dan opnieuw gestart worden en er zal dan opnieuw verbinding worden gezocht met Cloverleaf of de FTP server.

.

Job interval

De tijd die tussen de verschillende jobs zit in minuten. Wanneer de waarde bijvoorbeeld op 1 ingesteld is zal de job om de minuut kijken of er berichten klaarstaan en deze vervolgens versturen.

HL7 processing ID

Door hier productie, training of debug aan te vinken kan bepaald worden wat de waarde moet zijn in het MSH-11 veld. Deze waarde gaat vervolgens mee in de berichten die verstuurd worden vanuit USER® naar de externe applicatie.

Verplicht

Verbinding

Geeft aan welk protocol gebruikt moet worden voor het uitwisselen van gegevens. De opties zijn FTP of TCP/IP.

FTP:

FTP map

Wanneer gebruik gemaakt wordt van FTP voor het uitwisselen van de berichten dient hier het pad opgegeven te worden waar de HL7 berichten worden neergezet.

TCP/IP:

Netwerkadres

Net IP-adres of de hostname van de ontvanger waar HL7 berichten naartoe moeten worden gestuurd.

Poortnummer

Het poortnummer waarop de ontvanger luistert naar binnenkomende HL7 berichten. Deze optie kan alleen gebruikt worden wanneer de verbindingstype TCP/IP is.

Connectiepogingen

Het aantal pogingen dat is gedaan om een TCP connectie tot stand te brengen.

Connectie interval

De tijd tussen de connectiepogingen in seconden. Deze optie kan alleen gebruikt worden wanneer de verbindingstype TCP/IP is.

Timeout

De tijd in seconden waarin USER wacht op een reactie van de ontvanger, voordat de TCP verbinding wordt verbroken.

Verzendinterval

Het aantal seconden dat USER wacht voor het opnieuw versturen van een HL7 bericht waarop een NAK is ontvangen. Deze optie kan alleen gebruikt worden wanneer de verbindingstype TCP/IP is.

Maildrempel

Het aantal keer waarop het versturen van de berichten fout is gelopen voordat er een mail wordt verstuurd aan de applicatiebeheerder.

Uitvaldrempel

Het aantal minuten na versturen van de mail waarop de job nog probeert berichten te versturen voordat deze daadwerkelijk op broken wordt geplaatst.

Verzendpogingen

Het aantal pogingen dat USER onderneemt om een NAK bericht opnieuw te versturen. Deze optie kan alleen gebruikt worden wanneer de verbindingstype TCP/IP is.

Verplicht

Karakterset

de gebruikte karakterset voor het versturen van de berichten. USER® biedt hiervoor de volgende mogelijkheden:
- Geen waarde: wanneer het veld leeg is wordt in het MSH segment de codering 8859/1 meegegeven.
ASCII: ASCII 7-bit American
8859/1: ISO 8859-1 West European
8859/15: ISO 8859-15 West European
UNICODE: Unicode UTF-8 Universal character set

Meerkeuze

ADT berichten inschakelen

Door voor het bericht het veld aan te vinken wordt het versturen van dit bericht geactiveerd. Wanneer bijvoorbeeld een nieuwe cliënt wordt aangemaakt zal een A04 bericht worden verstuurd met de gegevens van de zojuist aangemaakte cliënt.

- Verblijfsadressen meezenden: wanneer deze optie is aangevinkt worden in het PID-11. Patient Address veld ook alle verblijfsadressen van de betreffende cliënt meegestuurd.

- Voorletters splitsen bij naamtype Legal: geeft aan of in het PID-5 veld alle voorletters in het veld ‘Given Name’ moeten worden geplaatst of dat hier alleen de eerste voorletter komt en de overige voorletters in het veld ‘Second and further given names or initials thereof’.

- Conform HL7 standaarden: indien dit veld is aangevinkt wordt het mobiele nummer van de cliënt meegestuurd in het ‘PID-13 Phone Number Home’ veld in plaats van het ‘PID-14 Phone Number Business’ veld.

Aanvinkvelden

PMU berichten inschakelen

Door voor het bericht het veld aan te vinken wordt het versturen van dit bericht geactiveerd. Wanneer vervolgens bijvoorbeeld een nieuwe medewerker wordt aangemaakt zal een B01 bericht worden verstuurd met de gegevens van de zojuist aangemaakte medewerker.

Aanvinkvelden

SIU berichten inschakelen

Door voor het bericht het veld aan te vinken wordt het versturen van dit bericht geactiveerd. Wanneer vervolgens bijvoorbeeld een agenda-afspraak wordt aangemaakt zal een SIU S12 bericht worden verstuurd met de informatie van de zojuist aangemaakte afspraak.

Aanvinkvelden

Status job uitgaande berichten

Het kan voorkomen dat de job die gebruikt wordt om de HL7 berichten te versturen naar de ontvangende applicatie ‘broken’ raakt omdat er bijvoorbeeld geen verbinding gemaakt kan worden met de doelcomputer. In dit onderdeel wordt de status van de job weergegeven en kan de job handmatig opnieuw gestart worden nadat het probleem opgespoord en verholpen is. Er hoeft dan geen contact meer gezocht te worden met Avinty om de job opnieuw te starten.

Laatst gedraaide job

Geeft aan wat de status is van de laatst gedraaide job. Is deze bijvoorbeeld gestart en loopt de verwerking nog, is de job voltooid zonder fouten of voltooid met fouten.

Informatieveld

Starttijd

Geeft aan wanneer de laatste job gestart is met het verwerken van uitgaande berichten

Informatieveld

Eindtijd

Geeft aan wanneer de laatste job klaar is met het verwerken van uitgaande berichten

Informatieveld

Melding

In dit veld wordt eventueel een melding gegeven waarom de job precies fout is gelopen. Een melding die bijvoorbeeld getoond kan worden is: “Het is binnen het aantal ingestelde connectie-pogingen (5) niet gelukt om verbinding te maken met de doelcomputer (124.567.891.123:3345)”.

Informatieveld

Aantal gefaald

Het aantal keer waarop het versturen van de HL7 berichten fout is gelopen. Stel dat de job interval is ingesteld op 2 minuten en er staat dat het versturen al 15 keer niet is gelukt, dan is dus al 30 minuten geen HL7 bericht meer verstuurd. Wanneer berichten weer succesvol zijn verstuurd wordt deze waarde weer op 0 gezet.

Informatieveld

Mail verstuurd

Hier wordt aangegeven wanneer de mail aan de applicatiebeheerder is verstuurd. Wanneer HL7 berichten weer succesvol zijn verstuurd wordt dit veld leeggemaakt.

Informatieveld

Opmerking

Eventueel aanvullende opmerkingen over de job, bijvoorbeeld dat de job is uitgeschakeld en daarom op dit moment geen berichten verzend.

Informatieveld

Herstart job

Middels deze knop kan de informatie ververst worden, zodat de status van de laatste job wordt weergegeven. Deze informatie wordt niet automatisch ververst.

Knop

Inkomende berichten

Conversie karakterset

Indien deze instelling is aangevinkt zullen de inkomende berichten geconverteerd worden naar de karakterset die is opgegeven in het 'MSH-18 Character Set' veld. Is deze instelling niet aangevinkt dan zullen de berichten één op één worden overgenomen in USER® zoals deze door de applicatie zijn ontvangen.

FTP map

In dit veld kan door de applicatiebeheerder de FTP directory worden opgegeven waar berichten door een externe applicatie worden neergezet. Wanneer van deze optie gebruik gemaakt wordt dient ook een job interval ingesteld te worden.

Wanneer niet voor de optie FTP directory gekozen wordt dient de externe applicatie de berichten aan te bieden aan de USER database. Hierbij kan gebruik gemaakt worden van de stored procedure pack_cloverleaf.put_HL7_message. Deze procedure is zo gebouwd dat deze geoptimaliseerd is voor het samenwerken met de servicebus Cloverleaf die door veel USER® klanten wordt gebruikt. De stored procedure pack_hl7_transport_in.deliver_HL7_message_online dient aangeroepen te worden wanneer geen gebruik wordt gemaakt van Cloverleaf. Deze procedures plaatsen de berichten in de database en vervolgens zal de lopende job de berichten verwerken. Het aanbieden van de berichten aan de stored procedure heeft de voorkeur van Avinty en wordt door bijna alle klanten gebruikt.

Job interval

In de job interval kan ingesteld worden wanneer berichten uit de tabel hl7_antwoord verwerkt moeten worden. De berichten zijn in deze tabel terechtgekomen doordat deze bijvoorbeeld door de servicebus zijn aangeboden. Door middel van instellingen kan worden aangegeven wanneer de job gestart moet worden en of deze eventueel om een bepaalde tijd herhaald moet worden. De job pakt eerst alle berichten op die foutief verwerkt zijn en kijkt of deze alsnog te verwerken zijn. Daarna worden de nieuw aangeboden berichten verwerkt.

Beginnen:

Onmiddellijk of op een bepaald moment

Herhaling:

Niet herhalen of herhalen op een bepaald moment

Huidige interval:

Informatie over de interval

Job wijzigen:

Job bevestigen en vastleggen

Job verwijderen:

Job verwijderen

Knop

HL7 verwerken

Indien HL7 berichten in USER verwerkt moeten worden dient het veld ‘HL7 Verwerken’ aangezet te worden. Wanneer deze instelling uit staat wordt er geen enkel bericht verwerkt ook al staat bij individuele berichttypes wel aangevinkt dat deze verwerkt moeten worden. Wanneer deze instelling uit staat komen de berichten nog wel steeds binnen en worden deze in de tabel hl7_antwoord geplaatst. De verwerking vindt echter niet plaats.

Berichttypes

Wanneer voor het berichttype het vinkje aanstaat betekent dit dat berichten die binnengekomen zijn van dat berichttype ook verwerkt worden in USER. Staat dit vinkje niet aan dan wordt het bericht wel ingelezen in de tabel, maar wordt deze uiteindelijk niet verwerkt in USER.

Komt bijvoorbeeld een ADT A04 bericht binnen met informatie voor het inschrijven van een nieuwe cliënt en het vinkje voor ADT verwerken staat niet aan, dan wordt het bericht dus niet verwerkt en zal geen nieuwe cliënt worden ingeschreven in USER. Staat het vinkje aan dat wordt het bericht wel verwerkt en wordt een cliënt aangemaakt in USER of een foutmelding retour gestuurd.  

Aanvinkvelden

Toon HL7 instellingen per  applicatie

Per koppelende applicatie kunnen vervolgens instellingen worden opgegeven voor berichten die binnenkomen. De instellingen met betrekking tot ‘BSN geverifeerd’ en ‘Conform HL7 standaarden’ zijn in te stellen voor alle ingaande berichten. De overige instellingen dienen alleen ingericht te worden wanneer de applicatie ook gebruik maakt van een ADT A23 bericht. Het betreffen de volgende instellingen:

Algemene instellingen per  applicatie (Listview)

 

Door middel van het plusje kunnen HL7 instellingen per applicatie worden toegevoegd:
 

Applicatie:

de applicatie zoals is ingericht waarvoor de instellingen geldig zijn

BSN is geverifieerd:

geeft aan dat voor de betreffende applicatie de BSN geverifieerd moet zijn alvorens gezocht wordt naar een match in USER. Wanneer dit vinkje uit staat wordt er op alle BSN’s gematcht onafhankelijk van het feit of deze gecontroleerd zijn en er volgens USER mee gecommuniceerd mag worden.

Conform HL7 standaarden:

geeft aan of er volgens de standaarden gecommuniceerd moet worden. Op verschillende plekken zijn namelijk door USER aanpassingen gedaan aan de HL7 standaard, zodat deze compatibel is met ‘oudere’ applicaties. Door dit vinkje aan te zetten worden deze aanpassingen niet toegepast en wordt er volgens de HL7 standaard gecommuniceerd. Wanneer een nieuwe koppeling gelegd moet worden is het aan te raden om het vinkje ‘Conform HL7 standaarden’ aan te zetten. Wat dit vinkje exact doet vindt u terug bij de verschillende berichten en segmenten zoals hieronder nader beschreven.

Reden einde zorgtraject:

de reden einde die wordt gevuld bij het zorgtraject als de cliënt wordt uitgeschreven

Reden einde behandeling:

de reden einde die wordt gevuld bij de behandeling wanneer deze via de koppeling wordt beëindigd

Reden afmelding behandeling:

de reden einde die wordt gevuld wanneer de betreffende behandeling via de koppeling wordt afgemeld

Reden einde DBC:

de reden einde die wordt gevuld wanneer een cliënt wordt uitgeschreven en er staat nog een DBC traject open

Reden einde inschrijving:

de reden einde die wordt gevuld bij de inschrijving wanneer de cliënt wordt uitgeschreven

Reden afmelding inschrijving:

de reden einde die wordt gevuld bij de inschrijving wanneer deze wordt afgemeld

Listviewvelden:

- Applicatie
- BSN is geverifieerd
- Conform HF7 standaarden
- Restant in de details

Knoppen:
- Toevoegen
- Aanpassen
- Verwijderen

 

 

Ondersteunde berichten per   applicatie (Listview)

In dit deel van het scherm kan per applicatie of voor alle applicaties aangegeven worden welke berichten er verwerkt moeten worden.
 

Applicatie en verwerkingstype:

Er kan ervoor gekozen worden dat het alle ingaande applicaties is toegestaan om een contactstatus te wijzigen door middel van een ADT^A10 bericht. Daarnaast kan een enkele applicatie (bv. Zorgdomein)ook nog toegestaan worden om een cliënt aan te maken door middel van een ADT^A04 bericht.

De toegestane berichten dienen voor de betreffende applicatie in dit scherm ingericht te zijn voordat deze verwerkt kunnen worden. Daarnaast dient voor het betreffende berichttype bij de berichtinstellingen aangevinkt te zijn dat het bericht verwerkt kan worden.

Batchverwerking:

Indien het vinkje batchverwerking uit staat wordt het binnengekomen bericht direct verwerkt en ontvangt de versturende applicatie hierop ook direct een retourbericht. Wanneer het vinkje echter aanstaat worden de berichten ingelezen in de database, maar pas verwerkt wanneer de job voor het verwerken van berichten langskomt. Indien de job bijvoorbeeld 1 keer in de 10 minuten de berichten verwerkt kan het dus 10 minuten duren voordat het bericht verwerkt wordt en de externe applicatie een retourbericht ontvangt.

Actief:

De instelling actief geeft aan of het betreffende bericht voor de applicatie nog actief is of niet. Staat het vinkje uit dan wordt het bericht niet verwerkt. Op deze manier blijft de inrichting wel behouden en is het dus mogelijk om tijdelijk een bericht van een bepaalde applicatie niet te verwerken.

Listviewvelden:

- Applicatie
- Verwerkings-type
- Batch-verwerking
- Actief 

Knoppen:
- Toevoegen
- Aanpassen
- Verwijderen

Cliëntidentificatie (Listview)

Indien een bericht wordt ingelezen en het betreffen cliëntgegevens dan dient de cliënt geïdentificeerd (opgezocht) te worden in USER®. Dit gebeurt aan de hand van de identifiers die zijn meegegeven in het PID-3 segment. Bij een binnenkomend bericht wordt de cliënt eerst opgezocht aan de hand van de identifier die het eerste volgnummer heeft gekregen. Is deze gevonden dan is de cliënt geïdentificeerd. Kan deze niet gevonden worden dan wordt gekeken naar de tweede identifier en zo verder. Indien geen enkele van de identifiers gevonden kan worden volgt een retourbericht met daarin een foutmelding. 

In de instellingen kan gekozen worden uit de volgende identifiers:

National Person Identifier Netherlands (NNNLD):

dit betreft het BSN van de cliënt

Patient Internal Identifier (PI):

 

dit is het interne nummer zoals door de externe applicatie wordt gehanteerd. In USER wordt dan gezocht op de nummers die bij de cliënt zijn ingericht voor die betreffende applicatie.

 

Patient External Identifier (PT):

dit betreft het USER® cliëntnummer

Strafrechtsketennummer (SKN):

het nummer zoals binnen Dienst Justitiële Inrichtingen wordt gehanteerd voor gedetineerden

Listviewvelden:
- Applicatie
- Identifier
- Volgorde

Knoppen:
- Toevoegen
- Aanpassen
- Verwijderen

Zorgtrajecttype per   behandelprogramma (Listview)

In USER is het mogelijk om een behandelprogramma te koppelen aan meerdere type trajecten. Het behandelprogramma intake & screening kan bijvoorbeeld gekoppeld zijn aan een DBC of WMO traject. Het is mogelijk om per applicatie aan te geven welk trajecttype er aangemaakt moet worden voor de betreffende cliënt indien via een ADT A01 of A14 bericht een nieuwe behandeling wordt aangemaakt en/of gestart. Zo wordt in het voorbeeld hieronder een WMO traject aangemaakt wanneer de applicatie Zorgdomein een behandeling aanmaakt van het behandelprogramma ‘Intake en screening’.

Listviewvelden:
- Applicatie
- Behandelpro-gramma
- Trajecttype

Knoppen:
- Toevoegen
- Aanpassen
- Verwijderen

Scherm verversen

IdeaTip: daarnaast zijn er diverse default waardes mogelijk t.b.v. HL7. Zie hiervoor de USER handleiding van 'Default waarden' en de bijbehorende uitleg is te vinden in de uitgebreide documentatie op onze support website; genaamd ' Achtergronddocumentatie Health Level 7 (HL7)'.

Rollen

Rollen:

Omschrijving:

SYSOP

 

    • Related Articles

    • Proxy instellingen

      Proxy instellingen Het scherm is te benaderen via de tegel Functioneel beheer - Beheer - Inrichten externe koppelingen - Proxy instellingen Indien de toegang tot internet via proxy server (web proxy) geregeld wordt, dient het volgende scherm ingevuld ...
    • Koppeltaal instellingen

      Koppeltaal instellingen Het scherm is te benaderen via de tegel Inrichting - Externe koppelingen - Koppeltaal instellingen. Koppeltaal kan onder anderen worden gebruikt voor het uitvoeren van externe taken vanuit een werklijst. Default staat het ...
    • Rapport instellingen

      Rapport instellingen Het scherm is te benaderen via de tegel Inrichting - Rapporten en Analytics - Rapport instellingen. In het scherm rapport inrichting wordt de inrichting van rapporten vastgelegd. De thema's (Custom of Impulse) kunnen hier worden ...
    • Webservice instellingen

      SBVZ (BSN) Webservice instellingen Het scherm is te benaderen via de tegel Functioneel beheer - Beheer - Inrichten externe koppelingen - SBVZ (BSN) Webservice instellingen SBV-Z staat voor Sectorale Berichten Voorziening in de Zorg. SBV-Z vormt voor ...
    • Edifact instellingen

      Edifact instellingen Het scherm is te benaderen via de tegel Functioneel beheer - Beheer - Inrichten externe koppelingen - Edifact instellingen Veld: Omschrijving: Opmerkingen Edifact inschakelen Geeft aan of de koppeling is ingeschakeld Share Het ...