De versoepeling van de RVU-eindheffing per 2021 vloeit voort uit de afspraken die in 2019 in het Pensioenakkoord zijn gemaakt.
De verruiming geldt van 2021 tot en met 31-12-2025 (werkt door tot uiterlijk 31-12-2028). In deze jaren wordt geen RVU-eindheffing van 52% opgelegd als de werknemer in de laatste 36 maanden (drie jaar) voor de AOW-datum stopt met werken en de hoogte van de vergoeding van de werkgever beneden de drempelvrijstelling blijft. Voor 2025 is de drempelvrijstelling bruto € 2.273 per maand. De drempelvrijstelling wordt jaarlijks geïndexeerd.
Voorwaarden voor toepassing van de versoepeling van de RVU-eindheffing zijn:
· De uitkering vindt ineens of periodiek plaats in de periode tot uiterlijk 31 december 2025 met een 36 maanden uitloop tot 31 december 2028 (als de beëindiging op 31-12-2025 ingaat);
· De uitkering vindt plaats in de periode vanaf 36 maanden voorafgaande aan de AOW-datum;
· De uitkering blijft binnen de drempelvrijstelling.
De drempelvrijstelling moet afhankelijk van de wijze van uitbetaling op twee manieren worden toegepast. Wordt een maandelijkse uitkering gedaan, dan geldt een maximum van € 2.273 per maand (in 2025). Wordt een uitkering ineens gedaan, dan is de vrijstelling maximaal het aantal maanden tot de AOW-datum x € 2.273 (in 2025). Wordt de uitkering gedaan als de termijn korter is dan 36 maanden, dan geldt de vrijstelling alleen nog voor de resterende maanden x € 2.273.
Het Handboek loonheffingen geeft een aantal voorbeelden:
In onderstaande voorbeelden wordt de werking van de RVU-drempelvrijstelling nader toe gelicht. De drempelvrijstelling per maand bedraagt:
2021 € 1.847
2022 € 1.874
2023 € 2.037
2024 € 2.182
2025 € 2.273
1. Eenmalige uitkering binnen de termijn van 36 maanden
De werknemer ontvangt op 1 juli 2021 een eenmalige RVU-uitkering van € 60.000. De AOW-datum is 18 juni 2024. Dit is 35 maanden en 17 dagen. Delen van een maand mogen naar boven worden afgerond, zodat de vrijstelling geldt voor 36 maanden x € 1.847 = € 66.492. De RVU-uitkering van € 60.000 is lager dan de drempelvrijstelling € 66.492, en dus vrij van de RVU-eindheffing.
2. Eenmalige uitkering bóven de drempelvrijstelling
De werknemer bereikt op 1 januari 2024 zijn AOW-leeftijd.
De werkgever betaalt op 1 januari 2022 een eenmalige RVU-uitkering aan zijn werknemer ter hoogte van € 57.600. De periode tussen het betalen van de van de RVU-uitkering door de werkgever en het bereiken van de AOW-leeftijd van de werknemer bedraagt 24 maanden.
De vrijstelling bedraagt € 44.976 (24 maanden maal € 1.874). Over een bedrag van € 12.624 (de RVU-uitkering van € 57.600 minus de drempelvrijstelling van € 44.976) is de werkgever RVU-heffing verschuldigd.
3. Maandelijkse uitkering binnen de termijn van 36 maanden
De werknemer ontvangt vanaf 1 januari 2022 maandelijks een RVU-uitkering van € 1.500. De AOW-datum is 5 december 2022. De werknemer mag nu 12 maanden een RVU-uitkering ontvangen. Omdat de maandelijkse uitkering van € 1.500 lager is dan € 1.847, is de uitkering vrij van de RVU-eindheffing.
4. Periodieke uitkering buiten de termijn van 36 maanden
Een werknemer ontvangt vanaf 48 maanden vóór de AOW-datum een maandelijkse uitkering van € 1.600 per maand. Omdat de RVU-drempelvrijstelling pas ingaat 36 maanden voor de AOW, moet de werkgever over de betaling van de eerste 12 maanden de 52% RVU-eindheffing betalen. De resterende 36 maanden vallen wat de hoogte van de betaling betreft binnen de drempelvrijstelling en zijn vrij van RVU-eindheffing.
5. Periodieke uitkering bóven de drempelvrijstelling
De werknemer bereikt op 1 december 2023 haar AOW-leeftijd. De werkgever betaalt vanaf 1 juli 2023 een maandelijkse RVU-uitkering ter hoogte van € 2.500 per maand, waarbij de laatste RVU-uitkering plaatsvindt op 1 november 2023. De periode tussen het betalen van de eerste RVU-uitkering en het bereiken van de AOW-leeftijd bedraagt 5 maanden.
De vrijstelling bedraagt € 10.185 (5 maanden maal € 2.037). Bij iedere betaling van de RVU-uitkering wordt (cumulatief over het verstreken deel van de 36 maandenperiode) getoetst of de drempelvrijstelling wordt overschreden. De eerste vier RVU-uitkeringen (1 juli, 1 augustus, 1 september en 1 oktober) van in totaal € 10.000 overschrijden niet de drempelvrijstelling van € 10.185.
Bij de betaling van de RVU-uitkering op 1 november wordt het bedrag van de drempelvrijstelling overschreden met € 2.315 (5 maal de maandelijkse uitkering van € 2.500 (€ 12.500) –/– drempelvrijstelling van € 10.185).
Over een bedrag van € 2.315 is de werkgever in november RVU-heffing verschuldigd.
6. Uitkering met uitloop in 2026, 2027 en 2028
De werknemer bereikt op 31 december 2028 haar AOW-leeftijd. Haar werkgever kent haar schriftelijk op 31 december 2025 een regeling toe voor vervroegde uittreding, bestaande uit 36 maandelijkse termijnen ter hoogte van € 1.847 per maand die uitgekeerd zullen worden vanaf januari 2026. De periode tussen het betalen van de eerste RVU-uitkering en het bereiken van de AOW-leeftijd bedraagt 36 maanden. De vrijstelling bedraagt 36 maanden maal het bedrag van de drempelvrijstelling dat in 2026 geldt.
Vanaf januari 2026 begint de werkgever met het uitkeren van de termijnen aan de werknemer, en eindigt met uitkeren in december 2028. Voor zover de uitkeringen het vrijstellings-bedrag niet overschrijden is er geen RVU-heffing verschuldigd
Een eenmalige uitkering eerder dan 36 maanden voor de AOW-datum is volledig belast met de RVU-eindheffing van 52%.
Voor de uitbetaling van de RVU-uitkering moet een aparte inkomstenverhouding worden aangemaakt. Op het tabblad Heffingen moet dan gekozen worden voor ’53-Uitkering in het kader van vervroegde uittreding’. Dit ongeacht of de uitbetaling binnen of buiten de RVU-drempelvrijstelling valt. De RVU-uitkering moet worden opgegeven met loonfactor 398: Vroegpensioen. Let op, omdat deze loonfactor wordt belast volgens de tabel en niet volgens bijzonder tarief, moet deze loonfactor gebruikt worden als sprake is van een periodieke (maandelijkse) betaling. Bij een eenmalig bedrag voor vroegpensioen is het beter een vrije loonfactor te benoemen en in te richten zoals loonfactor 398: Vroegpensioen, maar met de belastbaarheid ‘bijzonder tarief’.
Het is belangrijk om uit te zoeken wat de voorkeur heeft: maandelijks of in een keer. Uit het oogpunt van belastingheffing heeft een RVU-uitkering in termijnen de voorkeur. Maar dan is er geen mogelijkheid om naast de RVU-uitkering een WW-uitkering te ontvangen. Dat is omdat een periodieke RVU-uitkering (zeer waarschijnlijk) verrekend wordt met de WW-uitkering.
De RVU-eindheffing wordt niet automatisch berekend door SDB Salaris. In voorkomende gevallen zal de salarisadministratie het bedrag van de RVU-eindheffing moeten opgeven met loonfactor 448: Eindheffing RVU-regeling.
Partijen in de CAO-VVT hebben een regeling getroffen die het mogelijk maakt om eerder dan de AOW-datum te stoppen.
Voorwaarden
De voorwaarden zijn:
· Tenminste 45 jaar (= 540 maanden) te werken in de sector zorg en welzijn
· Waarvan minimaal 20 jaar is gewerkt in een zwaar beroep
· Op het moment van de aanspraak tenminste 5 jaar op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaam zijn in een VVT organisatie;
· De keuze ligt bij de werknemer (geen gedwongen ontslag).
Wat een zwaar beroep is, is tot op functieniveau benoemd in de regeling.
De regeling staat open van 1 september 2021 tot en met 31 december 2025.
In het geval dat een medewerker meer dan 3 jaar voor het bereiken van de AOW-leeftijd al voldoet aan de termijnen, komt deze medewerker toch ook in aanmerking voor de regeling. De werkgever zal in dat geval de kosten van de RVU-eindheffing moeten betalen.
Uitkering
De medewerker sluit een vaststellingsovereenkomst en verklaart daarin geen betaalde arbeid meer te verrichten nadat de uitbetaling aanvangt. Gebeurt het toch dat de werknemer betaalde arbeid gaat verrichten, dan mogen deze uitbetalingen verrekend worden met de uitkering.
De maandelijkse uitkering bedraagt het pensioengevend loon op de dag voorafgaande aan de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, vermenigvuldigd met de gemiddelde deeltijdfactor over de voorgaande 18 maanden. Promotie of contractwijzigingen in de laatste 18 maanden moeten in deze berekening worden geëlimineerd. De uitkering mag ook niet hoger zijn dan het wettelijk van RVU-eindheffing vrijgestelde maandbedrag (in 2025 bruto € 2.273).