Wat als voor de werknemer de volgende situatie zich voordoet?
Ga je in 2025 uit dienst? Ben jij in 2025 minder gaan werken? Of heb je onbetaald verlof opgenomen? Of is jouw salaris gedaald door ziekte?
Dan kan dat invloed hebben op de hoogte van je compensatie bij de overgang naar de nieuwe pensioenregeling.
De compensatie baseren we namelijk op de pensioenopbouw in 2025. Je kunt overwegen om te kiezen voor aanvullende pensioenopbouw. Dat noemen wij vrijwillige voortzetting.
Door vrijwillige voortzetting wordt de pensioenopbouw, en dus ook de compensatie, hoger. Mogelijk betaalt jouw werkgever mee aan de premie voor de vrijwillige voortzetting.
Dat kun je navragen bij je werkgever.
Vrijwillige voortzetting kun je normaal aanvragen tot 9 maanden nadat je minder bent gaan werken, met onbetaald verlof bent gegaan of jouw salaris gedaald is door ziekte.
Om voor de verhoogde compensatie in aanmerking te komen, is het zaak dat je de vrijwillige voortzetting dit jaar nog regelt.
Doe dit zo snel mogelijk, in het salarisjaar 2025. Compensatie geldt voor deelnemers die geboren zijn in de periode van 1 januari 1959 tot en met 31 december 1995.
Oplossing SDB om dit via de UPA aan te leveren bij PFZW:
We hebben 2 situaties onderkend:
1. Er is sprake van deeltijdfactor-verlaging (door bijvoorbeeld (on)betaald (ouderschaps)verlof)
2. Er is sprake van grondslag-verlaging (doordat de werknemer in een 2e ziektejaar zit)
Voor beide situaties hebben we een oplossing:
1.
Indien deeltijd-verlaging dan de aanvullende uren opgeven met loonfactor 128.
Als gevolg hiervan wordt de premiestijging bij de werknemer ingehouden.
2.
Indien grondslag-verlaging dan met loonfactor 128 (variabel of vast te vullen met 0,01) aangeven dat vrijwillige voortzetting gewenst is op basis van het oorspronkelijke regelingloon.
Ook hier komt de premiestijging voor rekening van de werknemer.
In de UPA zie je dan terug dat:
In de eerste situatie de deeltijdfactor en deelname-uren hoger worden doorgegeven en dat het werknemersdeel van de premie afwijkt van wat er in de cao staat.
In de tweede situatie zie je een hoger regelingloon en ook hier dat het werknemersdeel van de premie afwijkt van wat er in de cao staat.
Bovenstaande situaties gaan ervan uit dat, zoals gebruikelijk, de werknemer de premielast van de vrijwillige voorzetting draagt.
Indien de werkgever, in het geval van deeltijd-verlaging, zijn deel van de premie wil betalen kan i.p.v. met loonfactor 128 met loonfactor 121 de aanvullende uren worden opgegeven.
Deze mogelijkheid is er niet in het geval van grondslag-verlaging.