In dit scherm kunt u namen van andere applicaties/registratiesystemen invoeren waarin cliënten geregistreerd kunnen zijn. Via de knop 'Koppeling met andere applicaties' in het scherm personalia kunt u vastleggen onder welk nummer de cliënt in deze andere applicatie(s) is geregistreerd.
De volgende velden worden op het tabblad 'Applicatie' getoond:
Veld | Omschrijving |
Nummer | Nummer van de applicatie (zelf te kiezen) |
Omschrijving | Omschrijving van de applicatie(tekst) |
Soort | LOV soort applicatie. Er zijn applicaties die gekoppeld kunnen worden met USER die in USER herkenbaar moeten zijn, op deze manier kan USER herkennen welke applicatie daarvoor gebruikt wordt. |
Technische sleutel | Wordt binnen USER gebruikt om de applicatie te kunnen identificeren en zo de juiste Single Sign On (SSO) aan te roepen. |
Leidende applicatie | Kan gebruikt worden om voor de betreffende applicatie te verwijzen naar een leidende applicatie waar de identificerende waarde / gebruikersnaam van afgeleid moet worden. Let op: deze functionaliteit kan alleen gebruikt worden voor medewerker nummers. Dus niet voor de cliënt. Deze situatie doet zich voor wanneer in de organisatie twee applicaties (bijv. A en B) in omloop zijn die gebruik maken van dezelfde identificerende waarde / gebruikersnaam binnen de externe applicatie. Op die manier kan voor applicatie B de leidende applicatie A zijn en hoeft maar één keer de identificerende waarde / gebruikersnaam bij de medewerker ingevoerd worden. Wordt applicatie B bijvoorbeeld geopend via een SSO dan wordt de identificerende waarde / gebruikersnaam van applicatie A geselecteerd. |
Url | De URL van de applicatie benaderd kan worden |
Hmac key | De key waarme de HMAC key berekend moet worden |
Hmac nonce | Nonce gebruikt in he HMac versleuteling |
Hmac function | Functie in package pack_externe_applicatie voor het bepalen van de url |
Op het tabblad 'Applicatie soort' kan een applicatiesoort worden toegevoegd met een zelf gekozen nummer.
Bedrijfsregels en rollen